Herziening ineens aftrek voorbelasting
10-12-2020
Ondernemers hebben recht op aftrek van de omzetbelasting die drukt op door hen aangeschafte goederen en diensten voor zover deze bestemd zijn voor belaste prestaties. Worden de goederen en diensten gebruikt voor andere dan belaste prestaties dan wordt de aftrek van voorbelasting herzien.
De Nederlandse wet gaat uit van herziening ineens van de aftrek van voorbelasting wanneer bij ingebruikneming sprake is van afwijkend gebruik ten opzichte van de aanvankelijke bestemming. Voor investeringsgoederen waarop wordt afgeschreven geldt een herzieningsregeling gedurende vijf of tien jaar. Deze herzieningsregeling voorziet in een correctie van de oorspronkelijke aftrek van voorbelasting bij wijzigingen in het gebruik gedurende de herzieningsperiode. De herziene btw is gerelateerd aan de duur van de herzieningsperiode en bedraagt dus maximaal 20 resp. 10% per jaar. De herziening vindt plaats bij de aangifte over het laatste tijdvak van het boekjaar van de ondernemer aan de hand van het werkelijke gebruik in dat boekjaar.
De Hoge Raad heeft aan het Hof van Justitie EU de vraag voorgelegd of de herziening ineens in overeenstemming is met de Europese btw-richtlijn. Het Hof van Justitie EU heeft in het arrest Stichting Schoonzicht deze vraag van de Hoge Raad bevestigend beantwoord. Volgens dat arrest is het toegestaan dat in de loop van het jaar van de ingebruikneming van een investeringsgoed, dat ook overeenkomt met het eerste jaar van herziening, het totale bedrag van de oorspronkelijk toegepaste aftrek in één keer wordt herzien.
Na beantwoording door het Hof van Justitie EU heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie tegen de uitspraak van Hof Amsterdam ongegrond verklaard. Het hof had geoordeeld dat herziening ineens was toegestaan. De procedure had betrekking op de aftrek van voorbelasting op een appartementencomplex, dat is aangeschaft in 2013 met als bestemming belaste verhuur. Vanaf 1 augustus 2014 verhuurde de ondernemer vier appartementen met vrijstelling van omzetbelasting. De overige drie appartementen zijn in 2014 niet in gebruik genomen. De ondernemer heeft bij ingebruikname van de vier appartementen de aftrek van voorbelasting ineens herzien en tegen de voldoening op aangifte bezwaar gemaakt. De ondernemer was van mening dat de herziening slechts betrekking had op een tiende deel van de in 2013 in aftrek gebrachte omzetbelasting voor vier appartementen.
Recente nieuwsartikelen
Waardebepaling recreatieterrein inclusief stacaravans op verhuurde jaarplaatsen
Analyse arresten Hoge Raad box 3
Ondernemer betrapt op drugshandel: hof bevestigt redelijkheid schatting inspecteur
Miljoenen uit de greep van de Belastingdienst: moet de zoon erfbelasting betalen?
Hoge Raad oordeelt over btw-heffing voor besnijdenissen
Vooruitbetaling collegegeld ter verkrijging verblijfsvergunning
Dienstverlening hospice niet te vergelijken met hotel
Toepassing werktuigenvrijstelling op zonnepanelen
Nakijken van scripties en onderwijsvrijstelling
Flexibele kapitalisatiefactoren bij WOZ-waardebepaling
Rioolheffing voor een jaarplaats op een camping?
Btw bij short-stayverhuur: wat ondernemers moeten weten
Is de vervangingswaarde van bedrijfspanden in- of exclusief btw?
Onderzoek gevolgen beperking vrijstelling groen beleggen per 1 januari 2025
Verbouwing leidt niet tot nieuw gebouw
Schadeverzekeraar probeert onder verlegde btw uit te komen
Hoge Raad komt met nieuwe uitleg van gering financieel belang voor vergoeding immateriële schade
Geen belastingplicht voor Immobilien-Sondervermögen in Nederland
Inzage in fiscaal dossier niet voor 1 januari 2026
Bedragen kinderbijslag per 1 juli 2024
Verlaagd btw-tarief voor verhuur zeiljachten
Waardestijging woning belast in box 3?
Terugbetaling ten onrechte ontvangen vergoeding geen negatief loon
Nieuwe pachtnormen per 1 juli 2024
Fiscale implicaties van afgewaardeerde leningen in bedrijfsfinanciën
Villa met praktijkruimte: is de praktijkruimte onderdeel van de woning?
Consultatie verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen
Inspecteur vernietigt compromis over uitdeling op grond van dwaling
Mag een bestuursorgaan in hoger beroep terugkomen op eerdere ontvankelijkverkaring bezwaar?