Loon tijdens vakantie inclusief vergoeding voor overuren?
29-07-2021
In het Burgerlijk Wetboek is bepaald, dat een werknemer gedurende zijn vakantie recht op loon behoudt. Van deze bepaling kan niet ten nadele van de werknemer worden afgeweken. De bepaling in het Burgerlijk Wetboek is bedoeld ter uitvoering van de Europese Arbeidstijdenrichtlijn. De Hoge Raad legt het begrip loon ruim uit. De Arbeidstijdenrichtlijn omvat geen expliciete regels over de hoogte van het loon waarop de werknemer tijdens vakantie recht heeft.
Het Hof van Justitie EU heeft drie belangrijke arresten gewezen over het loon tijdens vakantie. De strekking van het oudste arrest is dat de werknemer tijdens zijn vakantie zijn normale loon dient te ontvangen.
In het tweede arrest was aan de orde hoe moet worden bepaald wat het normale loon van een werknemer is als dat loon uit verschillende componenten bestaat. Volgens het Hof van Justitie EU moet in een dergelijk geval een specifieke analyse worden uitgevoerd. Alle vergoedingen die de werknemer ontvangt voor de uitvoering van de taken, die hem in de arbeidsovereenkomst zijn opgedragen, worden gerekend tot zijn globale beloning. De vergoeding van occasionele of bijkomende kosten, die worden gemaakt bij uitvoering van de taken, hoeven niet in aanmerking te worden genomen voor de berekening van het vakantieloon.
In het derde arrest heeft het Hof van Justitie EU erop gewezen dat vergoedingen voor gemaakte overuren in beginsel geen deel uitmaken van het gewone loon waarop de werknemer tijdens zijn vakantie recht heeft. Dat is anders wanneer uit de arbeidsovereenkomst de verplichting voortvloeit om regelmatig overuren te maken en de vergoeding daarvoor een belangrijk onderdeel vormt van de totale beloning van de werknemer.
De rechtbank onderzocht in een procedure van een werknemer, die nabetaling van achterstallig salaris vorderde van zijn werkgever, of de werknemer op grond van de arbeidsovereenkomst of de cao verplicht was overuren te maken, die voorzienbaar en gebruikelijk waren. Dat was niet het geval. Uit het gegeven dat de werknemer overwerk uitvoerde en uitvoert, kan volgens de rechtbank het bestaan van een verplichting daartoe niet worden afgeleid. De rechtbank stelde verder vast dat de omvang van het overwerk in een reeks van jaren zo sterk fluctueerde, dat het niet voorzienbaar en gebruikelijk was dat de werknemer overwerk verrichtte. De vordering tot nabetaling is afgewezen.
Recente nieuwsartikelen
Maatschap, die dak van woning verhuurt, is geen ondernemer
Rechtsherstel box 3 op basis van werkelijk behaald rendement
Verkorting periode loondoorbetaling bij ziekte AOW-gerechtigde werknemers
Procedure massaal bezwaar plus box 3 gestart
Belastingrente verschuldigd over vermindering box 3-heffing
Kamervragen over registratie van hypotheekgegevens
UBO-register wordt minder toegankelijk door uitspraak Hof van Justitie EU
Opgave van aan derden uitbetaalde bedragen
Schending Unierechtelijk verdedigingsbeginsel leidt tot vernietiging naheffing bpm
Willekeurige afschrijving bedrijfsmiddelen 2023
Strand is geen sportaccommodatie
Wetsvoorstel Wet toekomst pensioenen door de Tweede Kamer
Wet excessief lenen bij eigen vennootschap
Tarieven en heffingskortingen 2023
Wettelijke rente omhoog naar 4% in 2023
Uitwerking op hoofdlijnen Tegemoetkoming Energiekosten
Partnerregeling in de overbruggingsperiode box 3
Alsnog aanpassing maximum uurprijzen kinderopvang
Kabinetsreactie beleggingsinstellingen
Kabinetsreactie evaluatie fiscale bedrijfsopvolgingsregelingen
Geen STAP-budget in januari 2023
Teruggaaf van omzetbelasting bij vooruitbetalingen zonnepanelen
Regeling tijdelijk prijsplafond energie
Bedrijfsopvolgingsregeling van toepassing bij verhuur onderneming