Onbeperkte navorderingstermijn erfbelasting niet in strijd met EU-vrijheden
12-08-2021
In de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen is bepaald dat de termijn waarbinnen de Belastingdienst een navorderingsaanslag kan opleggen verstrijkt vijf jaar na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan. Voor inkomens- en vermogensbestanddelen die in het buitenland opkomen of worden aangehouden geldt een verlengde navorderingstermijn van twaalf jaar. In de Successiewet is een afwijkende bepaling opgenomen. Met ingang van 1 januari 2012 is de termijn voor het opleggen van een navorderingsaanslag voor de erfbelasting onbeperkt als de aangifte met betrekking tot een deel van de nalatenschap dat in het buitenland wordt gehouden of is opgekomen niet, onjuist of onvolledig is gedaan.
Uit de rechtspraak van het Hof van Justitie EU volgt dat een dergelijke uitbreiding van de navorderingsbevoegdheid een beperking van het vrij verrichten van diensten en het vrije verkeer van kapitaal vormt. De bestrijding van belastingfraude en het waarborgen van de doeltreffendheid van fiscale controles vormt een dwingende reden van algemeen belang, die een beperking van het vrij verrichten van diensten en het vrije verkeer van kapitaal kan rechtvaardigen. Voorwaarde is dat het evenredigheidsbeginsel wordt geëerbiedigd. Dat wil zeggen dat de inbreukmakende maatregel geschikt is om het nagestreefde doel te verwezenlijken en niet verder gaat dan noodzakelijk is om dat doel te bereiken.
Volgens de Hoge Raad is de verlenging van de navorderingstermijn in buitenlandsituaties een geschikt middel om belastingfraude te bestrijden en de doeltreffendheid van fiscale controles te waarborgen. De onbeperkte navorderingstermijn voor de erfbelasting is geen verboden belemmering van het vrije verkeer zolang de Belastingdienst daarvan gebruik maakt op een wijze die niet verder gaat dan noodzakelijk is.
Volgens de Hoge Raad is de Belastingdienst binnen de marges gebleven door in 2016 een navorderingsaanslag op te leggen aan de enige erfgenaam van iemand die in 2001 is overleden. De erfgenaam en de erflater bezaten samen buitenlandse vermogensbestanddelen, die niet in de aangifte erfbelasting waren vermeld. In 2014 heeft de erfgenaam bij de Belastingdienst melding gemaakt van in het buitenland aangehouden vermogen. In de vaststellingsovereenkomst tussen de erfgenaam en de Belastingdienst was opgenomen dat partijen van mening waren dat de inspecteur met het opleggen van de navorderingsaanslag voortvarend heeft gehandeld.
Recente nieuwsartikelen
Waardebepaling recreatieterrein inclusief stacaravans op verhuurde jaarplaatsen
Analyse arresten Hoge Raad box 3
Ondernemer betrapt op drugshandel: hof bevestigt redelijkheid schatting inspecteur
Miljoenen uit de greep van de Belastingdienst: moet de zoon erfbelasting betalen?
Hoge Raad oordeelt over btw-heffing voor besnijdenissen
Vooruitbetaling collegegeld ter verkrijging verblijfsvergunning
Dienstverlening hospice niet te vergelijken met hotel
Toepassing werktuigenvrijstelling op zonnepanelen
Nakijken van scripties en onderwijsvrijstelling
Flexibele kapitalisatiefactoren bij WOZ-waardebepaling
Rioolheffing voor een jaarplaats op een camping?
Btw bij short-stayverhuur: wat ondernemers moeten weten
Is de vervangingswaarde van bedrijfspanden in- of exclusief btw?
Onderzoek gevolgen beperking vrijstelling groen beleggen per 1 januari 2025
Verbouwing leidt niet tot nieuw gebouw
Schadeverzekeraar probeert onder verlegde btw uit te komen
Hoge Raad komt met nieuwe uitleg van gering financieel belang voor vergoeding immateriële schade
Geen belastingplicht voor Immobilien-Sondervermögen in Nederland
Inzage in fiscaal dossier niet voor 1 januari 2026
Bedragen kinderbijslag per 1 juli 2024
Verlaagd btw-tarief voor verhuur zeiljachten
Waardestijging woning belast in box 3?
Terugbetaling ten onrechte ontvangen vergoeding geen negatief loon
Nieuwe pachtnormen per 1 juli 2024
Fiscale implicaties van afgewaardeerde leningen in bedrijfsfinanciën
Villa met praktijkruimte: is de praktijkruimte onderdeel van de woning?
Consultatie verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen
Inspecteur vernietigt compromis over uitdeling op grond van dwaling
Mag een bestuursorgaan in hoger beroep terugkomen op eerdere ontvankelijkverkaring bezwaar?