Renteroulette: gekibbel om een lening van de bv
21-03-2024
Een belastingplichtige heeft twee leningen afgesloten voor de aanschaf van een eigen woning. Eén van deze leningen is verstrekt door zijn eigen bv. Deze lening kent een rentepercentage van 9,4 en heeft een onbepaalde looptijd. Zowel de belastingplichtige als zijn fiscale partner hebben het recht om op elk gewenst moment extra aflossingen te doen. De inspecteur heeft de aangifte inkomstenbelasting van de belastingplichtige niet geaccepteerd, omdat hij van mening is dat de schuld aan de bv niet kwalificeert als een eigenwoningschuld. De inspecteur heeft het bezwaar van de belastingplichtige tegen de aanslag afgewezen, waarna de belastingplichtige in beroep ging bij de rechtbank.
De procedure bij de rechtbank draaide om de vragen of voldaan is aan de aflossingseis en of een rentepercentage van 9,4 als zakelijk beschouwd kan worden. De belastingplichtige betoogde dat het percentage zakelijk was, aangezien dit overeen zou komen met het percentage dat de ING-bank voor vergelijkbare leningen vroeg. Verder voerde de belastingplichtige aan, dat met zijn partner en de bv overeengekomen is dat de lening over een periode van 30 jaar lineair zou worden afgelost.
Volgens de rechtbank rust de bewijslast op de belastingplichtige. Dit betekent dat de belastingplichtige aannemelijk dient te maken dat sprake is van een eigenwoningschuld in de zin van de inkomstenbelasting. De rechtbank concludeert dat de belastingplichtige hierin niet is geslaagd. De lening is voor onbepaalde tijd aangegaan en de leningsovereenkomst bevat geen aflossingseis, maar biedt slechts de mogelijkheid tot aflossen. De lening heeft daardoor een looptijd van meer dan 360 maanden. Een in 2021 opgesteld addendum, dat verplicht tot lineair aflossen binnen een termijn die conform de wet is, kan de belastingplichtige niet redden, omdat dit addendum betrekking heeft op jaren vanaf het addendum en niet op de jaren waarop het geschil ziet.
Wat betreft het rentepercentage van 9,4 het volgende: ter onderbouwing verwees de belastingplichtige naar een webpagina van een drogisterij met rentetarieven voor doorlopende kredieten met een kredietlimiet van € 10.000. De rechtbank oordeelt dat de belastingplichtige hiermee niet heeft aangetoond dat het percentage zakelijk is. De rechtbank volgt het door de inspecteur gehanteerde percentage van 2,75 en heeft het beroep ongegrond verklaard.
Recente nieuwsartikelen
Kwijtschelding schuld ex-partner is belaste schenking
Muziekproductie ondanks fiscale winst geen bron van inkomen
Belastingadviseur faalt bij onderbouwing zakelijke kosten
Modernisering van geschillenregeling en enquĂȘteprocedure voor aandeelhouders
‘Zachte landing’ in handhavingsplan arbeidsrelaties 2025
Te late aangifte erfbelasting leidt tot belastingrente
Aandachtspunten 2025 loonheffingen
Tarieven, heffingskortingen en bedragen inkomstenbelasting 2025
Nadere invulling van begrip “werkelijk rendement”
Pakket Belastingplan 2025 aangenomen
Strenge toets voor beroepskosten van resultaatgenieter
ISDE-regeling opent weer op 2 januari 2025
Opschorting overgangsrecht btw-verhoging cultuur
Invoering belastingheffing box 3 over werkelijk rendement niet voor 2028
Betaal voorlopige aanslag niet te vroeg
Per 1 januari 2025 geldende bedragen in de SZW-regelgeving
Naheffingen mrb door onjuist gebruik handelaarskenteken
Cryptovaluta vormen belastbaar vermogen in box 3
Box 3: ongerealiseerde vermogenswinsten tellen mee bij werkelijk rendement
Bijzondere omstandigheden: proceskostenvergoeding onder de loep
Recht op aftrek voorbelasting bij kosteloze terbeschikkingstelling
Premiepercentages en maximum premieloon 2025
Raad van State uit bezwaren tegen nieuw box 3-stelsel
Toepassing eigenwoningregeling bij besluit tot verkoop voor juridische levering woning
Indexering griffierechten per 1 januari 2025
Hoge Raad: ongelijke behandeling bij WGA-uitkering en arbeidskorting
Berekening heffingskortingen bij gedeeltelijke belastingplicht