Studiekostenbeding arbeidsovereenkomst
04-02-2021
In een procedure over de verschuldigdheid van door de werkgever betaalde studiekosten nam de kantonrechter het arrest Muller/Van Opzeeland over het terugvorderen van loonkosten van de Hoge Raad als uitgangspunt. In dit arrest is de Hoge Raad ingegaan op de materiële vereisten ten aanzien van een studiekostenbeding waarin het terugvorderen van reeds betaald loon tijdens de studie is vastgelegd. Volgens de Hoge Raad is een studiekostenbeding toegestaan wanneer is voldaan aan enkele vereisten. De regeling moet de duur omvatten gedurende welke de werkgever geacht wordt baat te hebben van de door de werknemer met de studie verworven kennis en vaardigheden. De terugbetalingsverplichting van de werknemer bij het einde van de dienstbetrekking moet betrekking hebben op de studieperiode. De terugbetalingsverplichting dient te verminderen naar evenredigheid van het verstrijken van de periode waarin de werkgever profijt heeft van de opleiding. Volgens de kantonrechter voldeed de studiekostenregeling aan de door de Hoge Raad geformuleerde vereisten. Het studiekostenbeding in de arbeidsovereenkomst luidde als volgt. Bij vertrek van de werknemer binnen een jaar na het afronden van de opleiding moest hij de studiekosten volledig terugbetalen. Daarna daalde het terugbetalingspercentage per jaar tot 75, 50 en 25. Bij vertrek na meer dan vier jaar hoefde niets terugbetaald te worden.
Naast de door de Hoge Raad geformuleerde vereisten geldt dat de werkgever op voorhand duidelijk moet maken wat de consequenties voor de werknemer zijn als het tot de situatie komt dat hij studiekosten zou moeten terugbetalen. Met name als het om grote bedragen gaat moet het de werknemer op voorhand duidelijk zijn om welk bedrag het gaat, zodat hij een weloverwogen afweging kan maken met betrekking tot het al dan niet voortzetten van zijn dienstverband.
Naar het oordeel van de kantonrechter was aan dit vereiste niet voldaan en stond de omvang van de studieschuld niet in verhouding tot de hoogte van het loon van de werknemer ten tijde van het sluiten van de arbeidsovereenkomst. De studieschuld bedroeg circa € 7.700, terwijl het bruto maandloon van de werknemer in de studieperiode was opgelopen van € 670,20 tot € 876,80. De werkgever had duidelijk moeten maken welke specifieke bedragen terugbetaald dienden te worden bij het einde van het dienstverband. Omdat niet voldaan was aan het vereiste van voldoende duidelijkheid van het studiekostenbeding kon de werkgever de werknemer daar niet aan houden. De werkgever had bij het einde van het dienstverband het netto loon van de werknemer van € 1.100 volledig verrekend met de studiekosten. Omdat deze verrekening niet terecht was, moest de werkgever het loon alsnog aan de werknemer betalen. De kantonrechter kende ook de door de werknemer gevorderde wettelijke verhoging, incassokosten en rente toe.
Recente nieuwsartikelen
Stapsgewijze afschaffing loonkostenvoordeel oudere werknemer
Extra verhoging maximum uurprijzen kinderopvangtoeslag
Premies inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet 2024
AOW-leeftijd bedraagt 67 jaar en drie maanden in 2029
Valutaresultaat op dividendvordering valt niet onder deelnemingsvrijstelling
Toepassing arbeidskorting op arbeidsongeschiktheidsuitkering?
Te hoge rente op eigenwoningschuld binnen familie gecorrigeerd
Tot 1 juni 2024 geen verzuimboetes btw e-commerce
Aandachtspunten vennootschapsbelasting 2023
Vraag middeling aan bij wisselende inkomens, het kan nog
Premies lijfrentevoorzieningen 2023
Overweeg om vermogen over te hevelen naar de (klein)kinderen
Aandachtspunten belastingheffing in box 3
Aandachtspunten jaarafsluiting 2023
Aandachtspunten voor de aanmerkelijkbelanghouder
Optimaliseer de investeringsaftrek in 2023 en 2024
Aftrekposten in hoogste tariefschijf in 2023
Vrije ruimte in 2023 hoger dan in 2024
Aangepaste emissiefactoren bij aanpak piekbelasting en Lbv
Belastingplan 2024 door Tweede Kamer
Nota van wijziging wetsvoorstel Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen
Loonvordering uitzendkracht jegens opdrachtgever afgewezen